De ontwikkeling van waterstof op zee verliest deze zomer vaart, zo blijkt uit het Windenergie Infrastructuurplan Noordzee. Het kabinet wil de zomermaanden benutten om zich te buigen over het vervolg van de demonstratieprojecten voor waterstof op zee. In september verschijnt de Klimaat- en Energienota, waarin duidelijk moet worden hoe het traject wordt voortgezet. Toch ziet Werna Udding, manager Waterstof op Zee bij Gasunie, deze periode niet als een pas op de plaats. ‘Waterstof op land, maar ook op zee is essentieel voor een efficiënt, duurzaam en toekomstbestendig energiesysteem. Juist nu is het belangrijk om het langetermijnperspectief vast te houden en leiderschap te tonen.’
Waarom vertragen de ontwikkelingen op zee?
‘Er is tegenwind voor wind op zee, zowel aan de kant van productie als bij de afnemer. De kosten voor windparkontwikkelaars zijn hoog, terwijl de vraag naar elektriciteit achterblijft. Daardoor is er voor producenten geen stabiel investeringsperspectief. De industrie, als toekomstig afnemer van waterstof en elektriciteit, is afwachtend met investeren in CO2-reductie. Zolang er geen eenduidig en stabiel beleid is vanuit de overheid, nemen bedrijven geen grote stappen. Bovendien staat de concurrentiepositie van de industrie onder druk. Dat de overheid nu vraagt om de ambities naar beneden bij te stellen is teleurstellend. Want je ziet dat de noodzaak hoog blijft. En juist daarom is het belangrijk om het langetermijnbeeld vast te houden.’
Wat doet Gasunie nu met de ontwikkelingen op zee?
‘De kennis die we hebben opgebouwd, houden we vast en delen we. We blijven in gesprek met partijen zoals TenneT en netbeheerders uit andere landen rond de Noordzee, over hoe het waterstofnetwerk en de elektriciteitskabels elkaar kunnen versterken. We kijken waar we voorbereidende stappen kunnen zetten.’
Waarom is dat zo belangrijk?
‘Omdat je niet in een paar jaar een compleet nieuw energiesysteem uit de grond stampt. Langetermijnzekerheid is cruciaal voor partijen om te kunnen investeren in productie of afname. Ook het ontwikkelen van onze infrastructuur kost tijd en het moet klaar zijn voordat er behoefte is aan transport. Ook wanneer we eind jaren dertig waterstof willen transporteren vanaf zee, dan moeten we op korte termijn besluiten hoe het systeem eruitziet, hoeveel waterstof we gaan transporteren en waar we aan land kunnen komen. Het opstarten en ontwikkelen kost tijd, als je een regulier pad volgt tot wel tien jaar. We willen toekomstige congestie voorkomen. Als je nu wacht tot alles zeker is, ben je te laat.’
Wat is het nut van waterstof op zee?
Is waterstof dan dé oplossing?
‘Niet de enige. Maar wel een belangrijke. Zeker voor het opslaan van energie om later te gebruiken. Het levert energie op die beschikbaar is voor industrie en zwaar transport wanneer dat nodig is. Het gaat er in essentie om dat we straks opties hebben. En daarvoor moeten we nu al zorgen dat de basis er ligt.’
Wat verwacht Gasunie van de overheid?
‘Ik denk dat de markt behoefte heeft aan duidelijkheid en een integrale visie. We hebben met elkaar klimaatdoelen gesteld en streven naar een betrouwbaar energiesysteem. We moeten een langetermijnbeeld hebben voor hoe we daar op de voor Nederland beste manier gaan komen. Als we de doelen willen halen, moeten we weten waar we aan toe zijn. Wat is het perspectief? Waar komt ruimte? Hoe ziet de rolverdeling eruit? Als we niet zelf produceren waar komt het dan vandaan? Het is begrijpelijk dat er nu wordt nagedacht over het tempo. Maar om geen opties te verliezen moeten we blijven inzetten op het langetermijnperspectief en de ontwikkeling die daarvoor nodig is. En komend kabinet zal na de verkiezingen die richting moeten herijken en opnieuw vastleggen.’
Wat is er nodig om samen vooruit te komen?
‘Begrip. En vertrouwen. Het opbouwen van de waterstofketen is nieuw en daardoor uitdagend, helemaal als onderdeel van een energiesysteem waarin elektronen en moleculen elkaar maximaal versterken. We zullen dat gezamenlijk moeten doen. Onze inzet is dat de markt kan vertrouwen op onze infrastructuur als zij deze nodig heeft. Juist daarom moeten we nu een stap naar voren zetten en blijven werken aan de toekomstige infrastructuur om straks schone en betaalbare energie te hebben. We bouwen aan iets dat niet morgen klaar is, maar over twintig jaar hard nodig is. Dat moeten we ons blijven realiseren.’