‘De architect verbindt alle disciplines in de bouw’

Bouw
26 januari 2023 | 11 minuten leestijd
Geschreven door: Sander van der Meijs

Gebouwen waar gebruikers trots op zijn en waarin ze zich prettig voelen. Dat is wat architect Lyongo Juliana nastreeft. Minder kijken naar de regeltjes, meer naar de beleving. Daarom is het zo belangrijk dat de architect bij het hele bouwproces betrokken is. 

In 2020 werd Lyongo Juliana gevraagd om Architect in Residence te worden bij Architectuur Centrum Amsterdam. In die rol zou hij onderzoek gaan doen en discussies organiseren over diversiteit en inclusiviteit in de architectuur. Zelf is hij opgegroeid op Curaçao en hij studeerde in Nederland met de ambitie om moderne caribische architectuur te gaan maken. “Maar daar zijn geen tien boeken over”, zegt hij. “Ik kon niet op Curaçao gaan kijken naar de huizen, want meer dan 75 procent van die huizen zijn altijd te warm. Daar doen ze in de basis iets fout. Daarom ben sinds mijn opleiding al bezig met uitzoeken van wat we nu inclusiviteit noemen. Kijken hoe mensen leven en wat ze graag in een ruimte doen.”

Onder andere door dit onderzoek, dat hij vooral in coronatijd deed, ontwikkelde hij een sterke visie op de functie van architecten in de bouwketen. Architecten moeten hun rol terugvorderen, vindt hij. 

Laten we beginnen bij het begin. Wat is de rol van architecten in de bouwketen? 

De eigenlijke vraag is dan wat architecten kunnen wat andere mensen niet kunnen. Dat is iets voorzien wat er nog niet is, een toekomstvisie van een ruimte. Het gebouw bestaat in mijn hoofd al voordat het gebouwd is. Dat is het enige wat ik kan wat een technisch tekenaar niet kan. Het talent wat een architect heeft is dat hij in staat is een ruimte of een gebouw te visualiseren voordat het bestaat. 

En waarom is dat belangrijk?

Kijk naar de plaatsing van een raam. Er zijn allerlei technische redenen om te bepalen of het op de juiste plek zit. En er is een compositieleer, die heeft bijvoorbeeld Berlage helemaal uitgewerkt. Maar het is ook een stuk gevoel. Hoe past het in het beeld wat je in je hoofd hebt. Past het nog in het geheel. Daarom denk ik dat een architect belangrijk is. 

Wordt die rol voldoende erkend?

In de afgelopen 30-40 jaar is de rol van de architect steeds kleiner geworden. Men wil ons nog hebben tot aan het definitieve ontwerp. Daarna nemen anderen het over. Maar de mensen die het overnemen, die kunnen niet voorzien hoe die ruimte eruit gaat zien straks. Je krijgt het nog wel ter controle, maar het is toch heel anders als je het zelf uitwerkt. Jij kent ieder hoekje. Voor een aannemer maakt het soms helemaal niks uit of iets twee centimeter naar voren of twee centimeter naar achter zit. Maar voor de beleving van de ruimte maakt het wel wat uit. En een aannemer is geen specialist in de beleving van de ruimte. Dus doordat een architect steeds minder betrokken is, raak je in die technische uitwerking de verfijning kwijt. 

Gaat het volgens jou in de architectuur vooral om de beleving van mensen die gebruik maken van een gebouw?

Ja, ik denk dat dat mijn vak is. Hoe zorg ik dat mensen de gewenste beleving hebben? Hoe zorg ik dat je je op je gemak voelt en hoe zorg ik dat je wat rustiger wordt? Ik heb een tandartspraktijk ontworpen op Sint Maarten. De behandelkamers kijken uit over een lagune en een heuvelrug. Van tevoren bedenk je dat dat rustgevend is, want de meeste mensen vinden het niet leuk om naar de tandarts te gaan. Ik ben daar zelf ook in behandeling gegaan, en het werkt. Als je daar aankomt en je hebt dat uitzicht, geeft dat rust. Dat is anders dan hoe het vaak in Nederland is, dat je niet eens naar buiten kan kijken. Dus dat gaat over beleving. Ik vind het belangrijk om de mensen in de gewenste gemoedstoestand te brengen. 

Wil je daarom betrokken blijven bij je projecten? Om die beleving te verdedigen?

Ja, Ik probeer zoveel mogelijk ook nog de uitvoering te doen. Dus ook het technisch ontwerp en ook nog de uitvoeringstekeningen. De meerwaarde daarvan is dat je tot in de details die hele beleving kunt beïnvloeden. 

Bij architectuur kom je op een gegeven moment tot een concept, en het gaat erom dat iedere keuze die je maakt past in dat concept. Tot in de kleinste details. Neem de verlichting. Een verlichtingsadviseur kijkt naar wat zij wil aanlichten. Maar ik kijk ook naar het plafond en ik wil bijvoorbeeld rust in het plafond. Negen van de tien mensen die een ruimte binnenlopen zullen nooit zien waar en hoe die verlichtingsarmaturen zijn aangebracht. Maar als ze niet in harmonie zijn, dan gaat het je storen, hetzij bewust, hetzij onbewust. Ik denk dat wij als mensen veel meer weten over verhoudingen, bewust of onbewust, dan we uiten of kunnen verwoorden. Als het niet klopt, dan voelen we het. 

Beeldend kunstenaars, en daar neem ik architectuur ook bij, zijn vooral bezig met die verhoudingen tussen dingen. 

Die verhoudingen moet je goed afwegen tegen de praktische zaken?

Zeker. Daarom is het zo belangrijk dat je als architect betrokken blijft in de vervolgfases. Jij hebt het overzicht van de totaliteit. Want een installateur moet op een gegeven moment een koelmachine kwijt, of een ventilatiekanaal moet door een ruimte en die past niet onder het plafond. Die stelt dan voor om het plafond omlaag te brengen. Zolang dat plafond op twee meter zestig ligt, conform Bouwbesluit, is dat een mogelijkheid. Maar of een plafond op 2,60 zit, of op 2,80, of drie meter, dat geeft een heel andere beleving van de ruimte. Maar het zit in heel veel aspecten, zoals bijvoorbeeld het kleurgebruik. Je ziet gebouwen waar al die onderdelen kloppen. Dan kan je het gebouw nog steeds lelijk vinden of mooi, maar je herkent wel de energie die erin zit. 

Hoe kunnen architecten die rol terugclaimen?

Ik denk dus dat je dat we betere gebouwen krijgt als de architect een bredere rol heeft. Maar dan moet die architect wel een bredere kennis hebben, bijvoorbeeld ook van installaties. Installaties worden belangrijker en nemen steeds meer ruimte in. Dat heeft ook invloed op de beleving van het gebouw. Ik pleit ervoor dat wij als architecten zorgen dat we de kennis hebben en dat we die willen inzetten voor betere gebouwen. Als ik als architect begrijp wat er moet gebeuren – en dat hoeft heus niet in detail – dan kan ik meedenken in de oplossing. 

Ik ben ook het type architect dat zich met de constructie bemoeit. Maar als je niet genoeg weet van constructies, dan ben je geen gesprekspartner. Want dan stel je dingen voor waarvan iedereen direct zegt dat het niet kan. Ik wil graag dat gesprek voeren, over wat er nou echt moet gebeuren en hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen. Dat is ook een vorm van inclusiviteit. Het bij elkaar houden van alle disciplines. Die rol heeft de architect, omdat die de totaalvisie heeft op wat je met die ruimte wil bereiken. Als architect kun je ook heel snel zien wat de consequentie is van wat er voorgesteld wordt. De rest kijkt vaak alleen naar regels. Is het plafond nog hoog genoeg? Ja het voldoet aan het Bouwbesluit, dus het is goed. 

Jij wilt wegblijven bij die minimumeisen?  

In onze opleiding begin jaren negentig werden we al gewaarschuwd, toen het Bouwbesluit er aan kwam: ‘Er worden minimumeisen gesteld en die minimumeisen gaan de maatstaf worden.’ Ik heb het niet onderzocht, maar ik denk dat dit ook een stukje cultuur is. In Nederland schep je op over het zuinig zijn, over het zo goedkoop mogelijk iets gemaakt hebben. Dat speelt ons parten. We hebben het Bouwbesluit dat het minimum stelt en dus zul je nu niet snel een ontwikkelaar vinden die de plafondhoogte 2,70 maakt, omdat hij wil dat de mensen een wat prettigere, sjieker en wat ruimere beleving hebben van die ruimte. Nou tikt dat ook aardig aan hoor, tien centimeter op twintig lagen hoog. Maar een aanpassing die amper iets scheelt zit in de entreehal van sociale woningbouw. Je zet een toren neer met honderd sociale woningen en jij maakt de entreehal net iets ruimer, zeg tien vierkante meter extra. Dat is dus 0,1 vierkante meter per woning. In de totaliteit van de investering stelt dat niks voor. Maar als je daar net iets meer aandacht aan besteedt, dan zorg je ervoor dat het een prettige ruimte is om ook even een gesprek met je buurvrouw te hebben. Want in die entree begint het proces van thuiskomen voor de bewoners. Dat zorgt ervoor dat de bewoners denken: ‘Wow, dit is mijn gebouw’. Ik denk dat we als gemeenschap met elkaar bepalen of we dat er wel of niet voor over hebben. 

Ik kan me bijvoorbeeld doodergeren aan slechte schoolgebouwen. Natuurlijk zijn er ook heel mooie scholen, maar de scholen die in de jaren tachtig gebouwd zijn, daarbij kan ik alleen maar denken dat een school veel meer is dan een container waar cognitieve kennis wordt overgebracht. Een school is ook een plek van beleving, van de ontwikkeling van een kind. En helemaal voor de sociaal economisch gemarginaliseerde groep van onze samenleving. Als jouw thuis veel te klein is, met schimmel, enkel glas, noem het allemaal maar op, maar op school voel je de ruimte en kwaliteit, dan kan dat zoveel voor jou betekenen. Voor jou als kind op dat moment, vanwege dat gevoel van eigenwaarde, dat gevoel van trots. Trots op wie jij bent als mens, maar ook trots op jouw buurt. En al die dingen werken door. Dat onderdeel van wat gebouwen doen, welke rol gebouwen hebben, daar hebben we het haast niet over.

Wat zijn daarvan de gevolgen?

Wij pochen er steeds mee dat we het nóg goedkoper kunnen doen. En omdat we dat zo belangrijk vinden, vind ik dat we op sommige plekken in onze gebouwde omgeving door de bodem heen zijn gezakt. Daar lijdt het welzijn van de mensen onder. Want onze gebouwde omgeving heeft invloed op ons welzijn.

Kijk bijvoorbeeld naar Colombia. Medellin heeft een enorme transitie doorgemaakt. De openbare ruimte was daar niet meer van de mensen. Die was van de milities, van de drugskartels. Ze zijn daar de openbare ruimte weer gaan terugveroveren voor de mensen. Ze hebben twee heel belangrijke dingen gedaan. Ze hebben de sloppenwijken betrokken bij de stad, door kabelbanen te maken naar de informele stad. Daarmee kunnen de mensen die daar wonen nu in tien minuten in de formele stad zijn waar ze werken. Daarnaast hebben ze in die sloppenwijken hoogwaardige architectuur neergezet, in de vorm van een school of een bibliotheek. Die worden het nieuwe centrum van die sloppenwijk. En dat heeft een geweldige impact. Dat heb ik gezien toen ik er met een groep naartoe ging. Wij gingen met een gids naar één van die bibliotheken. Maar bij de ingang kwamen er drie jochies op ons af, ik schat rond de tien jaar oud, en die vroegen of zij zelf het verhaal mochten vertellen van deze bibliotheek. 

Die jongetjes uit de sloppenwijk waren trots op hun bibliotheek. Dat is waar je naar op zoek bent. Wij kunnen er niet voor zorgen dat de ouders van alle kinderen een middeninkomen hebben. Er zullen altijd kinderen blijven die opgroeien in armoede. Maar wij kunnen wel op school, in de bibliotheek, in het theater, deze kinderen een gevoel van trots geven. Een gevoel dat ze ertoe doen. Want als in jouw sloppenwijk de mooiste bibliotheek staat, dan kan jou dat trots maken. Dat is ook iets wat een wijk als Overvecht nodig heeft, of Amsterdam Nieuw-West en Rotterdam Zuid. Gebouwen waar de mensen trots op zijn en waar ze zich mee kunnen identificeren. 

Dus de architect moet zich niet alleen helemaal verdiepen in de bouwketen, maar eveneens in wat de gebruiker nodig heeft. De totaliteit waar de architect toezicht op houdt is wel heel erg groot. 

Je moet je ook beseffen dat je als architect een enorme verantwoordelijkheid hebt. Het is het beste om daar niet te lang bij na te denken, maar je moet het wel goed doen. Weet voor wie je ontwerpt en tegelijkertijd houd je alle disciplines bij elkaar om de eindgebruiker ook echt de beleving te geven die jou voor ogen stond.

Tekst: Sander van der Meijs

Foto: Tycho Müller

Gerelateerde artikelen