Van oorsprong is software voor laadpalen vooral bedoeld om betalingen soepel te laten verlopen. De transactie moet goed en veilig gebeuren. Veel van de aanbieders richten zich dan ook vooral daarop, maar reev is een andere weg ingeslagen, vertelt Jordi Steenman, country manager Benelux in gesprek met Bouw en Installatie Hub. ‘Wat ons onderscheidt is het energie management gedeelte, wat we ook inhouse hebben ontwikkeld.’
Laadbeheer gaat volgens Steenman vaak de kant op van banken. Een grote Nederlandse partij wil zelfs een banklicentie en verdient op transacties. Wie zijn wagen oplaadt betaalt een percentage aan transactiekosten. ‘Zonder daar een oordeel over te hebben, wij willen die kant niet op. Bovendien zijn er in Nederland veel problemen met netcongestie. Bedrijven kunnen niet uitbreiden omdat ze geen grotere aansluiting kunnen krijgen. Maar ze hebben wel zonnepanelen en wekken dus hun eigen energie op. Aan die problemen, daar willen wij wat aan doen.’

Jordi Steenman, Country Manager Benelux reev
Daarom kijkt reev breder in het bedrijf naar alle energiestromen. ‘De laders zijn vaak een significante stroom van energie binnen de gebouwen en als je een aansluiting van 80 ampère hebt, dan zit je al snel in de problemen op piekmomenten. Dat moet je managen en dus integreren wij ook de zonnepanelen en de batterijen. Dan zit je dus in het EMS-gedeelte. Maar ons entrypoint blijven de laders en de processen die daar belangrijk voor zijn.’
Energietransitie en netcongestie
Voordat hij reev begon, had CEO Eduard Schlutius een installatiebedrijf, vertelt Steenman. In de gebouwde omgeving waar hij met dat bedrijf actief was, liep hij er vaak tegenaan dat iemand ooit een lader had neergezet, bijvoorbeeld voor de auto van de directeur. Daarna waren er nog meer bijgekomen, niet noodzakelijk van hetzelfde merk. Tot het moment dat men bedacht dat ze er slimmer mee om moesten gaan.
We zijn in de hoek van de sofwarepartijen terecht gekomen, maar we hebben een achtergrond als installateurJordi Steenman
Maar dat was een probleem omdat al die verschillende laadpalen andere software hadden. ‘Dat was in de steentijd van laadpalen, 2017, 2018, 2019’, zegt Steenman. Het zorgde ervoor dat Schlutius een betalingsvoorziening bouwde, de standaard CPMS-module, die je over verschillende laadpalen heen kon leggen. ‘Maar op een gegeven moment gebeurde er zoveel dingen, de opkomst van zonnepanelen, de energietransitie, batterijen en netcongestie. Toen dacht hij: moeten we daar geen waarde gaan toevoegen in plaats van heel erg hard te hameren op een payment of billing module. In de wereld van EMS gebeurt veel meer. Zo zijn we in de hoek van de sofwarepartijen terecht gekomen, maar we hebben dus een achtergrond als installateur.’
Grote complexiteit
De standaardvraag van klanten is of reev iets kan met de zonnepanelen en de batterijen, vertelt Steenman. ‘Het antwoord is dus ja. En als mensen begrijpen tot welke complexiteit wij aankunnen, vinden ze het alleen maar leuker. We integreren met alles, met de zonnepanelen, de batterijen, de warmtepomp, dat is supergaaf om te zien.’
Juist omdat reev met alles integreert, zijn er zoveel mogelijkheden. Daarom is het belangrijk om gedegen over de opzet na te denken. ‘Hoe eerder we bij het proces betrokken worden, nieuwbouw of renovatie, hoe beter. Dan kunnen we aan de architectuur veel meer waarde toevoegen. En dan heb ik het niet zozeer over een situatie met één meterkast waar je wat laders op insteekt.
AC- en DC-laders in een gesloten systeem
‘Stel, je hebt een situatie met een hoofdaansluiting van 200 ampère en drie submeterkasten van 80 ampère. Dan heb je dus drie keer 80 en dat is meer dan 200. Dus moet je ergens gaan knijpen. Wij bouwen dat systeem virtueel na. Als er dan op links vraag is, dan sturen we stroom naar links en vice versa. Tel daarbij de zonnepanelen op. Die hebben bijvoorbeeld een overcapaciteit van 60 ampère, dan heb je dus 200+60 om te verdelen over 3×80. De stroom vanuit de zonnepanelen kan bijvoorbeeld als gelijkstroom direct naar de laders. Maar als die zonnestroom wegvalt gaan we weer terug naar AC. Er zijn weinig andere partijen die zowel AC- als DC-laders in één gesloten systeem aankunnen.’
Er zijn weinig andere partijen die zowel AC- als DC-laders in één gesloten systeem aankunnenJordi Steenman
Op basis van data
Om binnen de bestaande aansluiting te blijven kan het systeem van reev ook laders prioriteren. ‘Als zo’n gebouw over de 200 dreigt te gaan, dan knijpen we de laders. Met andere woorden: eerst worden de wagens met hoge prioriteit geladen. Want 80 procent van de mensen die in zo’n gebouw werken, pluggen hun auto om 9 uur in en ze gaan pas rond 5 uur weg. Die wagens hoeven niet direct om 9 uur ook geladen te worden, dat kan best om 12 uur. Andere groepen, zoals technisch personeel of salespersoneel krijgen dan voorrang. Die beslissingen worden genomen op basis van driver behavior. We zitten op een heleboel gebruikersdata, dus die kunnen we daarvoor gebruiken.’
Het feit dat het systeem van reev cloudgebaseerd is zorgt ervoor dat het heel makkelijk door installateurs kan worden uitgerold, stelt Steenman. Wat voor laadpalen er ook staan. ‘Het helpt dat wij uit de installatiehoek komen, dat uit zich in de hele tooling richting de installateur. We begrijpen dat dat nodig is omdat er zoveel hardware-merken zijn, die natuurlijk allemaal hun eigen tools hebben. Ik ken een installateur die iemand heeft aangenomen die dagelijks kijkt in al die verschillende tools of alles nog optimaal werkt. Daar heb je dus een dagtaak aan. Wij hebben een overview doordat ze allemaal integreren in hetzelfde systeem.’
Digestable messages
Ook hier komt de data van pas, stelt Steenman. ‘Met de hoeveelheid data die we hebben zien we bijvoorbeeld welke laadpalen langere tijd niet worden gebruikt, en waarmee dus waarschijnlijk iets aan de hand is. Moeten die gereboot worden, of hebben ze wel de nieuwste firmware? Zo zorgen we er ook op de achtergrond voor dat de laders een hoge uptime hebben.’
Je hebt installateurs die helemaal niks meer met laadpalen willen. Ze zijn bang dat het fout gaat, het is lastig en ze verdienen er ook nog eens weinig meeJordi Steenman
En als er toch een probleem is, dan kan de installateur ook met de juiste informatie op pad. ‘Voor een installateur is het dus niet zo dat hij ergens naartoe moet om ‘iets’ te gaan oplossen, terwijl hij niet weet wat er aan de hand is en is aangewezen op OCPP-logs die hij ter plekke moet uitlezen en interpreteren. Dat kun je niet van de gemiddelde installateur verwachten. Op onze portal wordt hij dan ook direct verwezen naar de user manual van de betreffende leverancier. En wat daar staat wordt automatisch vertaald naar ‘digestable messages’. Zo kan de installateur omgaan met de grote verscheidenheid aan laadpalen zonder dat het hocus pocus wordt.’
Het sentiment van de installateur
Dat is geen luxe, vindt Steenman. ‘Je hebt installateurs die helemaal niks meer met laadpalen willen. Die migratie van backend A naar backend B willen ze al helemaal niet meer aanraken. Want ze zijn bang dat het fout gaat, het is lastig en ze verdienen er ook nog eens weinig mee. Het is hun de hoofdpijn niet waard. Dat zegt wel wat over het sentiment van de installateur over laadpalen. Wij zorgen ervoor dat ze maar met één systeem te maken hebben waar ze cross brand mee kunnen werken. En de tools proberen we zo op te zetten dat installatie en beheer voor de installateur zo makkelijk mogelijk worden.’