Recordinvesteringen door netbeheerders ten spijt, vertragingen blijven bestaan. Dat was afgelopen week de boodschap van Netbeheer Nederland. Maar hoe ziet dat er in de praktijk uit? Wat wordt er gedaan om te versnellen, en wat zijn de struikelblokken? We vragen het aan Dirk van de Reepe, Manager Productiestraten bij netbeheerder Enexis.
De versnelling is hard nodig, stelt Van de Reepe. “Het elektriciteitsnet moet het aankunnen dat alles wordt geëlektrificeerd. Dat betekent dat er zo’n 800 schakelstations moeten bijkomen, waar er nu 1000 zijn. Ook het aantal middenspanningshuisjes moet verdubbelen. Die moesten voorheen 200 huizen van stroom voorzien, maar door die elektrificatie van huishoudens moet dat worden teruggebracht naar 100. En ook in de distributieringen moet er veel gebeuren. Alleen al in Enexisgebied moeten er zo’n 25.000 compactstations bijkomen. Dat betekent dat één op de drie straten open moet.”
Afdeling Productiestraten
Maar het gewone werk moet ook doorgaan, zoals de aansluitingen, het onderhoud en dergelijke. De verzwaring komt daar bovenop. Vandaar dat Enexis twee jaar geleden de afdeling Productiestraten heeft opgericht, die zich alleen met de verzwaring bezighoudt. Zo wordt de focus op de verschillende werkzaamheden gewaarborgd.
Sinds de oprichting van Productiestraten is de bouw van de verschillende stations veel efficiënter geworden, vertelt Van de Reepe trots. “We hebben dat helemaal standaard gemaakt. Het plaatsen van grote stations zonder de kabels gebeurt nu in één week, terwijl we daar voorheen drie maanden over deden. Alles wordt nu geprefabriceerd. Dat is niet nieuwe voor andere sectoren, maar voor ons wel.”
Innovatie helpt versnellen
Daarnaast moeten kabels worden gelegd. “Dat is het grootste werk. Daarvoor moet je graven en dus komt er bodemonderzoek en archeologisch onderzoek bij kijken, en je hebt te maken met stikstofregels. Maar ook daarin zijn we flexibeler geworden. We hebben bouwen van stations en kabeltracés modulair gemaakt. Dat betekent dat we de bouw van de stations hebben losgemaakt van de kabels. We willen zoveel mogelijk opschalen, dan wil je niet lineair bouwen. Dus als we nu ergens niet verder kunnen, dan beginnen we ergens anders. De tracé-aannemers bouwen het tracé, de stationbouwers bouwen stations, die zijn niet meer van elkaar afhankelijk. Dat hebben we netjes afgekeken van de bouwsector.”
Al die maatregelen beginnen volgens Van de Reepe zijn vruchten af te werpen. “Vorig jaar zijn we begonnen met de nieuwe afdeling. Dit jaar hebben we landelijk 300 compactstations gebouwd en 300 kilometer kabel gelegd. En volgend jaar gaan we de productie weer verdubbelen. Wat grote transportverdeelstations betreft waren we gewend om er 10 per jaar te bouwen. Aankomend jaar bouwen we er al 50 en we moeten naar 120 per jaar.
Gronden gaan moeizaam
Dat klinkt allemaal als een flinke versnelling, maar Van de Reepe benoemt ook de grootste uitdaging. Het lastige is grond. Want als je geen grond hebt kun je niet bouwen. Dan heb ik het over gronden voor grote stations, dat gaat heel moeizaam. Je hebt daar toch 1500 tot 2000 vierkante meter voor nodig en alle voor de hand liggende plekken hebben we al bezet. Maar je krijgt te maken met vergunningen, stikstofregels en inspraakprocedures. Dat is één van de grootste kritische factoren”
Dat zit vooral het verzwaren van het middenspanningsnet in de weg, waardoor dat het grootste knelpunt wordt. “We moeten die schakelstations hebben om in hetzelfde tempo te kunnen gaan als Tennet dat ook bezig is te verdubbelen. En we moeten op elkaar blijven aansluiten.”
Optimistisch
Toch blijft Van de Reepe optimistisch. “De verzwaring van het laagspanningsnet ligt op schema, en met de tracés gaat het sneller dan we dachten. Het begint te lukken. Als je begint maak je een plan, omdat je weet dat je heel veel moet bijbouwen. Je moet heel snel heel hard groeien, en dan weet je ook dat je tegen dingen gaat aanlopen. We hebben nu een aardig efficiënte productiestraat gebouwd, maar die kan simpelweg niet op volle toeren draaien doordat we afhankelijk zijn van externe factoren en partijen. Dat is behoorlijk frustrerend. Maar we gaan er nog steeds vanuit dat het lukt, anders voldoen we niet aan de vraag van Nederland.”