Goede afstemming noodzaak bij ventilatie in laboratoria

3 februari 2015 | 3 minuten leestijd

Waarvoor dient ventilatie in laboratoria?

De ventilatievoorzieningen in een laboratorium hebben vijf belangrijke doelstellingen:

  • Omgeving beschermen tegen gebruikte stoffen, virussen e.d.
  • Medewerkers beschermen tegen schadelijke stoffen, virussen en/of dampen
  • Het product beschermen tegen contaminatie van buitenaf (te denken aan een cleanroom eis)
  • Een stabiele omgeving creëren voor de aanwezige apparatuur
  • Een comfortabel binnenklimaat creëren voor de medewerkers

Vereisten

Voor elk type laboratorium gelden specifieke ventilatievereisten. Er zijn echter ook een aantal vereisten die nagenoeg voor alle laboratoria gelden. Een aantal daarvan zijn:

  • Vanaf BSL 3 dient de laboratoriumruimte in onderdruk te staan, de ventilatievoorziening dient deze onderdruk te handhaven, speciale hoog precisie regelkleppen in combinatie met een druk regulering/controle systeem zijn dan vereist
  • De installatie moet de hele ruimte ventileren, er mogen dus geen dode hoeken ontstaan.
  • Indien er een storing optreedt in het ventilatiesysteem, moet er een alarm afgaan.
  • Toevoer- en afzuigventilators moeten zo hoog mogelijk in het gebouw worden geïnstalleerd.
  • Bij de positionering van de toevoer en retourvoorziening dien je rekening te houden met de kans op “kortsluiting”.
  • De afzuiging moet afgestemd zijn op het aantal bochten in het ventilatiesysteem, de lengte van de ventilatiekanalen en het aantal af te zuigen werkplekken.
  • Ventilatieopeningen moeten gemakkelijk te reinigen zijn.
  • Alle toevoerlucht moet worden gefilterd, vanaf BSL3
  • Retourlucht dient HEPA geventileerd te worden vanaf BSL 3
  • Recirculatie van de lucht is toegestaan. Dit is bij een BSL3 nadat de retourlucht gefilterd is door een HEPA. In een BSL 4 is recirculatie nooit toegestaan
  • Het ventilatievoud (het getal dat aangeeft hoeveel keer per uur de ruimte van verse lucht wordt voorzien) moet worden afgestemd op het aantal gebruikers en het gewenste koelvermogen eventuele hercirculatie van lucht is toegestaan.
  • Bij het afstellen van inblaasroosters moet rekening worden gehouden met de werkplek van medewerkers en de positie van apparatuur zoals de zuurkasten.
  • Deze inblaasroosters mogen geen tocht veroorzaken. De maximale luchtsnelheid op de werkplek is in de winter 0,15 m/s en in de zomer 0,25 m/s.
  • De temperatuur in het laboratorium moet (naargelang activiteit, kleding en seizoen) tussen de 17 en 25°C liggen.
  • Voor ventilatieapparaten en zuurkasten geldt een maximaal geluid-vermogensniveau van 30 tot 50dB (afhankelijk van de grootte van de betreffende ruimte)

Wat er fout kan gaan

Ondanks de vele richtlijnen en normen waaraan ventilatievoorzieningen moeten voldoen, gaat er in de praktijk nog heel wat mis. Retourvoorzieningen die niet zijn afgestemd op de luchttoevoersystemen, waardoor er een grotere onderdruk ontstaat dan gewenst (tot aan het niet meer kunnen openen van de deuren, omgekeerde luchtbeweging vanuit de zuurkast de ruimte in, enz). Verder is het nogal eens onduidelijk op welke manier de ventilatievoorzieningen moeten worden gecontroleerd en hoe vaak dit moet gebeuren. Als gevolg hiervan wordt er in laboratoria nog te vaak gewerkt onder omstandigheden die niet optimaal en soms zelfs onveilig zijn. Aan u als ventilatiespecialist de taak om hier verandering in aan te brengen.

Gerelateerde artikelen